Het is hetzelfde in slijpsel ook, behalve achteruit. Als er een scherpe in een toonsoort, het is altijd F. Twee kruizen in een toonsoort zijn altijd F en C. Drie zijn F, C en G. En ga zo maar door. Dus zodra je de volgorde van de flats hebben opgeslagen, alles wat je hoeft te doen is de eerder genoemde regel toe te passen: de volgende om de laatste flat is de naam van de sleutel. Bijvoorbeeld, als je vier flats in een toonsoort, zijn ze Bb, Eb, Ab, Db. De laatste flat is D, zodat het naast de laatste flat is A. Dus de sleutel is Ab.
Met scherpe voorwerpen, maar mentaal ga 1/2 stap uit de laatste scherpe, en dat is de sleutel. Als bijvoorbeeld een toets 4 kruizen, zijn F #, C #, G #, D #. Een halve stap boven D # is E, dus de sleutel is E. Dus daar heb je het. Onthoud de volgorde van de flats en slijpsel en die twee eenvoudige regels, en je zult in staat zijn om te bepalen wat belangrijke sleutel elk nummer is snel en gemakkelijk.