*   >> Lezen Onderwijs artikelen >> education >> languages

Herkennen Verbs

Een werkwoord is een woord dat een actie of een staat van zijn uitdrukt en is noodzakelijk om een ​​verklaring af te leggen. Met andere woorden: voor een zin volledig te zijn en te corrigeren moet een werkwoord, dat is in overeenstemming met het onderwerp naamwoord bevatten. Werkwoorden zijn er in vele soorten die gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd.

actiewerkwoorden. Deze vertellen wat iemand of iemand dat doet. In het Engels dat is een onderwerp Verb Object (SVO) taal het werkwoord komt meestal na het onderwerp zelfstandig en moeten instemmen met het.

Fysieke actie: "Het refrein 'zong' het nieuwe lied" Mental actie:.. "Het koor 'vond' het nieuwe lied

Transitieve werkwoorden Deze worden gevolgd door een woord of woorden die de vraag 'wat? of wie? '. Bv "Ze sprak' de woorden van de uitdaging." [Het werkwoord 'sprak' wordt gevolgd door het zelfstandig naamwoord 'woorden', waarin de vraag beantwoord 'wat?']

Onovergankelijke Werkwoorden . Deze worden niet gevolgd door een woord dat de vraag 'wat? of Eg wie? "Ze sprak' duidelijk antwoord. [het werkwoord is door een woord dat vertelt hoe.]

Linking werkwoorden.

Deze link of deelnemen aan het onderwerp van een zin (vaak een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord) met een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat identificeert of omschrijft het onderwerp. Een koppeling werkwoord niet actie te tonen. Bijv. "De kleermaker 'is' een deskundige."

Verb zinnen "Dit voorjaar regenachtig. 'Is geweest' '. Het werkwoord in een zin kan bestaan ​​uit meer dan één woord. De woorden die de belangrijkste werkwoord vergezellen zijn hulp geroepen, of het helpen, werkwoorden.

Een werkwoord zin bestaat uit de belangrijkste werkwoord en al zijn hulp, of het helpen, werkwoorden. Enkele voorbeelden zijn: vormen van BE, ben, is, zijn, was, werden, zijnde, geweest. vormen van HAVE, heeft, hebben, hebben, hebben. Andere Hulptroepen: kan, kan, doen, doet, deed, kan, zou kunnen, moeten, moeten, moeten, zal wel. bijv. "We hadden verwacht dat" de brief voor dagen. " "Je dagelijkse 'moeten uitoefenen.

"


Copyright © 2008 - 2016 Lezen Onderwijs artikelen,https://onderwijs.nmjjxx.com All rights reserved.