*   >> Lezen Onderwijs artikelen >> education >> languages

Woordenschat: Travel (Part 1)

woordenschat Reizen (Part 1)

Reizen en Traveler

  1. 1.Travel en reiziger



  2. reizen = gaan van plaats naar een andere; maken reizen met name van enkele lengte of in het buitenland


  3. reis = reis of een excursie, vooral voor het plezier


  4. > vakantie /genoegen /officiële reis


  5. excursie = korte reis of wandelen voor het plezier en de terugkeer naar het startpunt


  6. cruise = zeil over zonder precieze bestemming, of te bellen naar reeks plaatsen


  7. caravan = bedrijf samen reizen (vooral door de woestijn)


  8. voyage = expeditie naar een afstand, met name door het water /lucht /in de ruimte


  9. tour = plezier reis inclusief stops op verschillende plaatsen en eindigt waar het begon


  10. rondleiding = tour gemaakt met een gids (persoon die de weg toont)


  11. dwalen = gaan van plaats tot plaats, zonder geregeld route of willen


  12. uitje = plezierreis of excursie


  13. expeditie- (lange) reis voor een bepaald doel

  14. doorgangen een reis of een reis, vooral over zee


  15. crossing-een reis over de zee


  16. zeil-een korte reis in een boot met zeilen


  17. Traveller (Brit.

    Engels) = reizigers (Amer. Engels)


  18. reiziger = persoon die reist of reist

    toeristische = vakantieganger

    Wayfarer-een reiziger te voet

    zwerver = een persoon die dwaalt

    voyager = een persoon die reis

    forensen maakt = een persoon die regelmatig reist met de trein of bus of auto naar en van het dagelijkse werk in de stad

    nomade = lid van de stam zwerven van plek tot plek voor grasland; reiziger

    pelgrim = iemand die reizen naar heilige plaats als een daad van religieuze toewijding; reiziger

    passagier = reiziger in of op openbare of particuliere vervoer

    eerste /tweede klas passagier

    toeristenklasse (per boot) = lage klasse van de accommodatie passagier in schip of vliegtuig

    economy class (vliegtuig)

    vakantie = dag van de pauze van een `s normale werk, vooral voor recreatie

    vakantiegangers (US) = mensen die hun vakantie

    een globetrotter = een persoon die veel reist door vele landen van de wereld (een verblijf slechts een korte tijd op één plek)

    dagjesmensen = mensen op dag excursies naar de kust

    coach partij = groep van mensen die reize

    Page   <<       [1] [2] >>
Copyright © 2008 - 2016 Lezen Onderwijs artikelen,https://onderwijs.nmjjxx.com All rights reserved.