woordenschat Reizen (Part 1)
Reizen en Traveler
Engels) = reizigers (Amer. Engels)
reiziger = persoon die reist of reist
toeristische = vakantieganger
Wayfarer-een reiziger te voet
zwerver = een persoon die dwaalt
voyager = een persoon die reis
forensen maakt = een persoon die regelmatig reist met de trein of bus of auto naar en van het dagelijkse werk in de stad
nomade = lid van de stam zwerven van plek tot plek voor grasland; reiziger
pelgrim = iemand die reizen naar heilige plaats als een daad van religieuze toewijding; reiziger
passagier = reiziger in of op openbare of particuliere vervoer
eerste /tweede klas passagier
toeristenklasse (per boot) = lage klasse van de accommodatie passagier in schip of vliegtuig
economy class (vliegtuig)
vakantie = dag van de pauze van een `s normale werk, vooral voor recreatie
vakantiegangers (US) = mensen die hun vakantie
een globetrotter = een persoon die veel reist door vele landen van de wereld (een verblijf slechts een korte tijd op één plek)
dagjesmensen = mensen op dag excursies naar de kust
coach partij = groep van mensen die reize